POEZIEWEDSTRIJD VOOR DE JEUGD - 2014
Poëziewedstrijd
voor de Jeugd 2014. – vzw dederdeoever
Dit jaar richten we voor de derde maal een poëziewedstrijd voor de jeugd in. Alle jongeren in de lagere scholen van Wichelen, Serskamp en Schellebelle vanaf het derde tot/met het zesde leerjaar worden via hun leerkrachten hierover geïnformeerd. Maar we beseffen dat er ook heel wat kinderen uit onze gemeente school lopen in een aangrenzende gemeente. Wetteren, Lede, Berlare,… en zelfs verder… We willen ook deze jongeren een kans geven om mee te doen. Daarom geven we hen de kans zich op eigen houtje in te schrijven voor de wedstrijd. Het thema van dit jaar is “Mijn Kleine Oorlog”. Hiermee willen we inhaken op de vele herdenkingen die in 2014 aan de “Grote Oorlog” van 1914-1918 gewijd worden. Maar voor onze wedstrijd gaan we liever in op de dagdagelijkse realiteit van de jongeren: hoe reageren ze op situaties in hun onmiddellijke omgeving? Hoe voelen ze zich als hen onrecht wordt aangedaan? Als hun beste vriend hen teleurstelt? Als ze iets moeten doen waar ze helemaal geen zin in hebben? Hoe voelt het als je weer vrede sluit, het uitpraat met je vriend, als die ondankbare taak toch beloond wordt…? Of hoe reageer je op de dagdagelijkse nieuwsberichten over verre oorlogslanden? Het is een poëziewedstrijd, maar dat wil niet zeggen dat alles op rijm moet. Gebruik in je tekst een beeldrijke taal, dan mag het ook proza zijn. Vorm en inhoud zijn belangrijk. Het mag heel kort, en maximum in 200 woorden (één A4-tje). Leesbaar handgeschreven of getypt, alles mag. Je mag je tekst ook creatief behandelen met kleur of teksteffecten (maar overdrijf niet… ). |
Het Juryverslag
“Ge schrijft uw Kleine Oorlog
Ge zoudt liever een ander boek schrijven – grootser, dieper, mooier. Ge zoudt het dan noemen ‘dit zijn de vloeken en gebeden van de kleine man tegenover de grote oorlog, dit zijn zangen, dit is DE BIJBEL VAN DE OORLOG’.
De volgende dag wenst ge niets liever dan uw pen stuk te stampen – het is opwindend zoiets, maar ge zijt verplicht u de volgende dag een nieuwe pen te kopen – want schrijven doet ge toch, het is een natuurlijke behoefte.
De ene mens vloekt zich dood, de andere loopt zijn kop tegen de muren stuk.
Gij schrijft uw Kleine Oorlog.”
Beste vrienden,
Tot daar Louis Paul Boon in ‘Mijn kleine oorlog’.
Ook de deelnemers aan onze poëziewedstrijd hebben het over hun kleine oorlog. Vanzelfsprekend met minder bravoure dan Boontje die trouwens midden in een echte oorlog zat; oorlog – wat het inhoudt voor gewone mensen - ‘aan den lijve’ meemaakte.
Misschien dacht je dat het bij onze jonge deelnemers louter zou gaan over ditjes en datjes, het soort ruzietjes dat bij hun leeftijd past – nee, zo voorspelbaar blijkt het allemaal niet.
Het begint al in het derde leerjaar: hun kleine oorlog blijkt opeens ook een strijd tegen het verdriet dat voortkomt uit het lijden vanwege ziekte of dood van wie hen lief is.
De taal bezweert het verdriet. Dat is ook wat echte dichters doen en daar, in het derde leerjaar, hebben Febe De Schaepmeester en Maya Lemmens het al ontdekt: hoe het woord, gewonnen op een verdriet diep in ons, kan aanvoelen als de lauwe streling van een spons!
Dit is een wedstrijd zonder verliezers, want elke deelnemer heeft zijn of haar verdienste. Zowel onze sponsors als dederdeoever hebben diep in de portemonnee getast: niemand keert huiswaarts met lege handen.
Toch hebben we als jury ‘in eer en geweten’, over de verschillende leerjaren heen, een tiental gedichten geselecteerd die op ons de meeste indruk maakten.
Deze deelnemers worden uitgenodigd om hun prijs, een boekenbon, op het podium te komen ophalen. Alle andere deelnemers kunnen hun prijs na deze proclamatie afhalen bij Libro in Schellebelle. Deelnemers die vandaag niet aanwezig zijn kunnen hun prijs volgende maand in Den Oever nog ophalen.
Voor het derde leerjaar zijn dat:
Febe De Schaepmeester met het gedicht ‘Mémé toch’
Juniper Van Huyck – ‘De oorlog met mijn zus’
Maya Lemmens – ‘Liefste opa’
********************
Zo. Wat dachten jullie van een gedichtje tussendoor. Eentje dat de stelling illustreert dat eenvoud niet het kenmerk is van de beginner, maar het duur bevochten stempel van de meester. Eentje dat jonge talenten aangeeft van ‘nog zover te gaan’ of ‘zo kan het ook’. Eentje over een oud echtpaar en breekbare liefde die een leven lang meegaat:
AFSCHEID
Zul je voorzichtig zijn?
Ik weet wel dat je maar een
boodschap doet
hier om de hoek
en dat je niet gekleed bent voor
een lange reis.
Je kus is licht,
je blik gerust
en vredig zijn je hand en voet.
Maar achter deze hoek
een werelddeel,
achter dit ogenblik
een zee van tijd.
Zul je voorzichtig zijn?
*************
Ook in het vierde leerjaar sluimeren heel wat verdriet en breekbare liefdes. Opa’s, oma’s, poezen en honden gaan dood, papa en mama gaan uit elkaar en blijken – o Sebastiaan! - achteraf mekaar toch niet te kunnen missen - en wat dat allemaal oplevert aan tekeningen en gedichten liet de jury niet onberoerd.
Daarnaast geniet men zichtbaar van de ontdekking van de geneugten en de magie van het dichten, al verliezen nogal wat deelnemers het thema – ‘mijn kleine oorlog’ – uit het oog. Iemand gaat resoluut de surrealistische toer op en begint zijn gedicht met ‘mijn vader werd een struik’! Nogal cryptisch voor wie nooit in het leger was en nooit gehoord heeft over de kunst der camouflage.
Maren Van Cauwenberghe heeft het over haar allergieën die ze heel filosofisch aanvaardt omdat, beseft ze, deze behoren tot haar identiteit. Haar kleine oorlog die ze voert zit derhalve heel dicht bij de soms harde en dagelijkse realiteit der volwassenen. Haar klaagzang blijft speels en getuigt van een rijpheid die men niet eens jongvolwassenen toebedeelt.
Gelukkig maar komt er voor de meeste deelnemers geen oorlog – zelfs geen kleine – aan te pas. En geniet zij met volle teugen van hun jonge leven waarvan later hopelijk zal blijken dat het een tijd van quasi zorgeloze jaren was.
De bekroonde gedichten van het vierde leerjaar zijn:
Jan Van Impe – ‘als je op het pad van oorlog loopt’
Kaat Rubbrecht – ‘Mijn opa’
Maren Van Cauwenberghe – ‘Allergiën, mijn kleine oorlog’
**********************
(Poëzie is geen verschijnsel van een andere planeet.
Het is evenmin een taalfabriekje waar men er maar op los bazelt – als het maar rijmt. Poëzie is door de eeuwen heen uitdrukking geweest van universele menselijke gevoelens die zelfs in tijden van Facebook en Twitter meer dan ooit haar rol in de geestelijke hygiëne vervult.
En poëzie, niet noodzakelijk als kunst van het schrijven, maar als kunst van het kijken, van een instelling van de geest.
Rilke schrijft: “Als uw dagelijks leven u armoedig voorkomt, klaag dan niet over dat dagelijks leven maar klaag over uzelf, zeg uzelf dat u geen dichter genoeg bent om de rijkdom ervan op te roepen; voor de kunstenaar bestaat er geen armoede en geen arme, onverschillige plek.”
Een uitspraak die door de huidige neurowetenschap bevestigd wordt: “Door de richting en het karakter van onze aandacht laten we zien dat we partners in de schepping zijn, zowel van de wereld als van onszelf.” )
*************************
Over naar het vijfde leerjaar, en de horizon doet een pas achteruit: de wereld wordt ruimer, voor de meesten een stuk grimmiger ook. De kleine oorlog van het dagelijkse leven wordt aan kant gezet. Dit leerjaar heeft zich echt op de oorlog gestort: de eerste wereldbrand van 14-18, deze van de loopgraven en waarvan de herdenking loopt; de tweede, 40-45, die zo mogelijk nog grimmiger was. En zelfs het actuele krijgsrumoer in Syrië loert om de hoek.
Maar schrijven over wat je zelf niet hebt doorvoeld zorgt zelden voor iets dat de lezer raakt. Al leverde haar speurtocht soms, uit rijmdwang, vermakelijke zinnen op.
- Het weze onze jonge dichters vergeven. Want uiteindelijk borrelt toch een oprechte drang naar wereldvrede op. En de wrange wijsheid:‘de oorlog zal altijd blijven bestaan’ (Jana Neels) Terwijl Joke Verbeke zich, ondanks al dat wapengekletter, toch troost met: ‘nu hebben we wél mooie verhalen van het verleden.’
We hebben twee winnende gedichten in het vijfde leerjaar:
Yana Pichal – ‘Er moet vrede blijven’
Yari Van den Stock – ‘Waarom?’
*********************
Zesde leerjaar en er tekent zich al een bepaalde voorkeur af. Voor het soort jongen of meisje dat bij je past. Voor wat je later zou willen worden. Want op het einde van het schooljaar wenkt een sprong: deze naar de grote school. Maar levert dat ook, als je naar de pen grijpt, een beetje oorlog op?
Een paar deelnemers hebben het over de waarde van vriendschap en hun afkeer voor pestgedrag. Ook hier wordt ruim uit de wereld- en vaderlandse geschiedenis geput. En over wat wapengekletter met de mensen doet. Gelukkig komt het allemaal uit de boeken of van het scherm, derhalve blijft de gruwel een verhaal ver van hun bed. Het blijkt voor de verbeelding vergeefse moeite om zich voor te stellen hoe hallucinant en onvoorstelbaar het leven, honderd jaar geleden, in de loopgraven was.
De jury bekroonde in deze categorie twee gedichten:
Laura Vanwaeyenberghe – ‘Twee werelden’
Lotte Van Wesemael – ‘Soms zit ik te denken’
Tot zover de ‘proclamatie’.
Wat er ook van zij, al onze deelnemers blaken van belofte. Ze zijn nog kneedbaar – laat ons hopen: dat het gebeurt in de goede zin.
Ondertussen betreuren we het complete ontbreken van de Vrije Basisschool. We willen hierover graag met de scholen in dialoog gaan.
Misschien kunnen we volgend jaar zorgen voor extra aanmoediging en begeleiding van het schrijfproces.
Om te ontdekken wat, hoe stuntelig aanvankelijk ook, creatief schrijven met iemand doet. Omdat alleen iets ten volle is beleefd en voor het vergeten gered nadat het onder woorden is gebracht. Het vullen van de lege ruimte van het witte blad om iets in ere te herstellen dat door het leven al op de rommelzolder was gezet.’
We besluiten met jullie uit te nodigen op de voortzetting van ons poëziefeest deze namiddag, en met een stukje dat we ergens uit het dagboek van een dichter hebben geplukt. Hij schrijft:
“Ach, de vraag, alles welbeschouwd, is niet: bestaat er nog belangstelling voor poëzie, maar: gelooft de dichter zelf dat zijn inspanning niet verloren gaat, dat poëzie tegemoet komt aan een reële maar miskende behoefte in de mens. Dat zij, de poëzie, ongeacht de omstandigheden, toch telkens weer een bodem zoekt en vindt, en daarin vruchten draagt. Dat zij midden afwijzing en onverschilligheid nooit ophoudt liefde te zijn.
Want ook schrijven kan helpen om ons verantwoordelijk te voelen voor de noodzaak van ons bestaan, d.i. voor een innerlijke dynamiek die weet waarvoor ze staat, in een engagement dat geen inperking of relativering kent.”
Mijn dank tenslotte gaat uit naar mijn medejuryleden Toon en Mieke, naar onze sponsors en niet het minst naar jullie allen – deelnemers en entourage - voor jullie talrijke opkomst! Dank!
Achiel Janssens
Ge zoudt liever een ander boek schrijven – grootser, dieper, mooier. Ge zoudt het dan noemen ‘dit zijn de vloeken en gebeden van de kleine man tegenover de grote oorlog, dit zijn zangen, dit is DE BIJBEL VAN DE OORLOG’.
De volgende dag wenst ge niets liever dan uw pen stuk te stampen – het is opwindend zoiets, maar ge zijt verplicht u de volgende dag een nieuwe pen te kopen – want schrijven doet ge toch, het is een natuurlijke behoefte.
De ene mens vloekt zich dood, de andere loopt zijn kop tegen de muren stuk.
Gij schrijft uw Kleine Oorlog.”
Beste vrienden,
Tot daar Louis Paul Boon in ‘Mijn kleine oorlog’.
Ook de deelnemers aan onze poëziewedstrijd hebben het over hun kleine oorlog. Vanzelfsprekend met minder bravoure dan Boontje die trouwens midden in een echte oorlog zat; oorlog – wat het inhoudt voor gewone mensen - ‘aan den lijve’ meemaakte.
Misschien dacht je dat het bij onze jonge deelnemers louter zou gaan over ditjes en datjes, het soort ruzietjes dat bij hun leeftijd past – nee, zo voorspelbaar blijkt het allemaal niet.
Het begint al in het derde leerjaar: hun kleine oorlog blijkt opeens ook een strijd tegen het verdriet dat voortkomt uit het lijden vanwege ziekte of dood van wie hen lief is.
De taal bezweert het verdriet. Dat is ook wat echte dichters doen en daar, in het derde leerjaar, hebben Febe De Schaepmeester en Maya Lemmens het al ontdekt: hoe het woord, gewonnen op een verdriet diep in ons, kan aanvoelen als de lauwe streling van een spons!
Dit is een wedstrijd zonder verliezers, want elke deelnemer heeft zijn of haar verdienste. Zowel onze sponsors als dederdeoever hebben diep in de portemonnee getast: niemand keert huiswaarts met lege handen.
Toch hebben we als jury ‘in eer en geweten’, over de verschillende leerjaren heen, een tiental gedichten geselecteerd die op ons de meeste indruk maakten.
Deze deelnemers worden uitgenodigd om hun prijs, een boekenbon, op het podium te komen ophalen. Alle andere deelnemers kunnen hun prijs na deze proclamatie afhalen bij Libro in Schellebelle. Deelnemers die vandaag niet aanwezig zijn kunnen hun prijs volgende maand in Den Oever nog ophalen.
Voor het derde leerjaar zijn dat:
Febe De Schaepmeester met het gedicht ‘Mémé toch’
Juniper Van Huyck – ‘De oorlog met mijn zus’
Maya Lemmens – ‘Liefste opa’
********************
Zo. Wat dachten jullie van een gedichtje tussendoor. Eentje dat de stelling illustreert dat eenvoud niet het kenmerk is van de beginner, maar het duur bevochten stempel van de meester. Eentje dat jonge talenten aangeeft van ‘nog zover te gaan’ of ‘zo kan het ook’. Eentje over een oud echtpaar en breekbare liefde die een leven lang meegaat:
AFSCHEID
Zul je voorzichtig zijn?
Ik weet wel dat je maar een
boodschap doet
hier om de hoek
en dat je niet gekleed bent voor
een lange reis.
Je kus is licht,
je blik gerust
en vredig zijn je hand en voet.
Maar achter deze hoek
een werelddeel,
achter dit ogenblik
een zee van tijd.
Zul je voorzichtig zijn?
*************
Ook in het vierde leerjaar sluimeren heel wat verdriet en breekbare liefdes. Opa’s, oma’s, poezen en honden gaan dood, papa en mama gaan uit elkaar en blijken – o Sebastiaan! - achteraf mekaar toch niet te kunnen missen - en wat dat allemaal oplevert aan tekeningen en gedichten liet de jury niet onberoerd.
Daarnaast geniet men zichtbaar van de ontdekking van de geneugten en de magie van het dichten, al verliezen nogal wat deelnemers het thema – ‘mijn kleine oorlog’ – uit het oog. Iemand gaat resoluut de surrealistische toer op en begint zijn gedicht met ‘mijn vader werd een struik’! Nogal cryptisch voor wie nooit in het leger was en nooit gehoord heeft over de kunst der camouflage.
Maren Van Cauwenberghe heeft het over haar allergieën die ze heel filosofisch aanvaardt omdat, beseft ze, deze behoren tot haar identiteit. Haar kleine oorlog die ze voert zit derhalve heel dicht bij de soms harde en dagelijkse realiteit der volwassenen. Haar klaagzang blijft speels en getuigt van een rijpheid die men niet eens jongvolwassenen toebedeelt.
Gelukkig maar komt er voor de meeste deelnemers geen oorlog – zelfs geen kleine – aan te pas. En geniet zij met volle teugen van hun jonge leven waarvan later hopelijk zal blijken dat het een tijd van quasi zorgeloze jaren was.
De bekroonde gedichten van het vierde leerjaar zijn:
Jan Van Impe – ‘als je op het pad van oorlog loopt’
Kaat Rubbrecht – ‘Mijn opa’
Maren Van Cauwenberghe – ‘Allergiën, mijn kleine oorlog’
**********************
(Poëzie is geen verschijnsel van een andere planeet.
Het is evenmin een taalfabriekje waar men er maar op los bazelt – als het maar rijmt. Poëzie is door de eeuwen heen uitdrukking geweest van universele menselijke gevoelens die zelfs in tijden van Facebook en Twitter meer dan ooit haar rol in de geestelijke hygiëne vervult.
En poëzie, niet noodzakelijk als kunst van het schrijven, maar als kunst van het kijken, van een instelling van de geest.
Rilke schrijft: “Als uw dagelijks leven u armoedig voorkomt, klaag dan niet over dat dagelijks leven maar klaag over uzelf, zeg uzelf dat u geen dichter genoeg bent om de rijkdom ervan op te roepen; voor de kunstenaar bestaat er geen armoede en geen arme, onverschillige plek.”
Een uitspraak die door de huidige neurowetenschap bevestigd wordt: “Door de richting en het karakter van onze aandacht laten we zien dat we partners in de schepping zijn, zowel van de wereld als van onszelf.” )
*************************
Over naar het vijfde leerjaar, en de horizon doet een pas achteruit: de wereld wordt ruimer, voor de meesten een stuk grimmiger ook. De kleine oorlog van het dagelijkse leven wordt aan kant gezet. Dit leerjaar heeft zich echt op de oorlog gestort: de eerste wereldbrand van 14-18, deze van de loopgraven en waarvan de herdenking loopt; de tweede, 40-45, die zo mogelijk nog grimmiger was. En zelfs het actuele krijgsrumoer in Syrië loert om de hoek.
Maar schrijven over wat je zelf niet hebt doorvoeld zorgt zelden voor iets dat de lezer raakt. Al leverde haar speurtocht soms, uit rijmdwang, vermakelijke zinnen op.
- Het weze onze jonge dichters vergeven. Want uiteindelijk borrelt toch een oprechte drang naar wereldvrede op. En de wrange wijsheid:‘de oorlog zal altijd blijven bestaan’ (Jana Neels) Terwijl Joke Verbeke zich, ondanks al dat wapengekletter, toch troost met: ‘nu hebben we wél mooie verhalen van het verleden.’
We hebben twee winnende gedichten in het vijfde leerjaar:
Yana Pichal – ‘Er moet vrede blijven’
Yari Van den Stock – ‘Waarom?’
*********************
Zesde leerjaar en er tekent zich al een bepaalde voorkeur af. Voor het soort jongen of meisje dat bij je past. Voor wat je later zou willen worden. Want op het einde van het schooljaar wenkt een sprong: deze naar de grote school. Maar levert dat ook, als je naar de pen grijpt, een beetje oorlog op?
Een paar deelnemers hebben het over de waarde van vriendschap en hun afkeer voor pestgedrag. Ook hier wordt ruim uit de wereld- en vaderlandse geschiedenis geput. En over wat wapengekletter met de mensen doet. Gelukkig komt het allemaal uit de boeken of van het scherm, derhalve blijft de gruwel een verhaal ver van hun bed. Het blijkt voor de verbeelding vergeefse moeite om zich voor te stellen hoe hallucinant en onvoorstelbaar het leven, honderd jaar geleden, in de loopgraven was.
De jury bekroonde in deze categorie twee gedichten:
Laura Vanwaeyenberghe – ‘Twee werelden’
Lotte Van Wesemael – ‘Soms zit ik te denken’
Tot zover de ‘proclamatie’.
Wat er ook van zij, al onze deelnemers blaken van belofte. Ze zijn nog kneedbaar – laat ons hopen: dat het gebeurt in de goede zin.
Ondertussen betreuren we het complete ontbreken van de Vrije Basisschool. We willen hierover graag met de scholen in dialoog gaan.
Misschien kunnen we volgend jaar zorgen voor extra aanmoediging en begeleiding van het schrijfproces.
Om te ontdekken wat, hoe stuntelig aanvankelijk ook, creatief schrijven met iemand doet. Omdat alleen iets ten volle is beleefd en voor het vergeten gered nadat het onder woorden is gebracht. Het vullen van de lege ruimte van het witte blad om iets in ere te herstellen dat door het leven al op de rommelzolder was gezet.’
We besluiten met jullie uit te nodigen op de voortzetting van ons poëziefeest deze namiddag, en met een stukje dat we ergens uit het dagboek van een dichter hebben geplukt. Hij schrijft:
“Ach, de vraag, alles welbeschouwd, is niet: bestaat er nog belangstelling voor poëzie, maar: gelooft de dichter zelf dat zijn inspanning niet verloren gaat, dat poëzie tegemoet komt aan een reële maar miskende behoefte in de mens. Dat zij, de poëzie, ongeacht de omstandigheden, toch telkens weer een bodem zoekt en vindt, en daarin vruchten draagt. Dat zij midden afwijzing en onverschilligheid nooit ophoudt liefde te zijn.
Want ook schrijven kan helpen om ons verantwoordelijk te voelen voor de noodzaak van ons bestaan, d.i. voor een innerlijke dynamiek die weet waarvoor ze staat, in een engagement dat geen inperking of relativering kent.”
Mijn dank tenslotte gaat uit naar mijn medejuryleden Toon en Mieke, naar onze sponsors en niet het minst naar jullie allen – deelnemers en entourage - voor jullie talrijke opkomst! Dank!
Achiel Janssens