Dichtbundel 2009 - "Wij woonden hier" van Miriam Van hee.
|
Met landschapsdichter MIRIAM VAN HEE
en beeldend kunstenaar JOHAN PARMENTIER.
en beeldend kunstenaar JOHAN PARMENTIER.
MIRIAM VAN HEE
Miriam Van hee (1952) is dichteres, vertaalster en slaviste. Voor haar poëziedebuut Het karige maal (1978) kreeg zij de Oostvlaamse prijs voor Letterkunde. Daarna verschenen de bundels Binnenkamers en andere gedichten (1980), Ingesneeuwd (1984), Winterhard (1988, Jan Campertprijs), Reisgeld (1992, Dirk Martensprijs), Achter de bergen (1996, Driejaarlijkse Cultuurprijs voor Poëzie van de Vlaamse Gemeenschap, Het verband tussen de dagen. Gedichten 1978-1996 (1998, een selectie uit haar bundels) en De bramenpluk (2002). Haar meest recente bundel Buitenland (2007) werd bekroond met de Herman De Coninckprijs (zowel van de vakjury als de publieksjury) en meerdere malen herdrukt. Inmiddels behoort ze tot de meest geliefde dichters van Nederland en Vlaanderen, en wint haar werk ook over de taalgrenzen aan populariteit: ‘Miriam Van hee is de poëtische ontdekking van de laatste jaren,’ schreef de bekende Franstalige auteur en criticus Jacques De Decker in Magazine Littéraire. Vertalingen van haar werk verschenen in boekvorm in het Duits, Pools, het Zweeds, het Litouws en het Frans. In 2007 verscheen een Engelse vertaling van haar werk van de hand van Judith Wilkinson bij Shoestring Press. Zij was te gast op vele internationale poëziefestivals in o.a. Duitsland, Litouwen, Rusland, Amerika, Canada, Frankrijk, Zuid-Afrika en Ierland. In haar fluisterende, onnadrukkelijke maar daarom niet minder precieze en ritmische stijl dringt Van hee op welhaast terloopse wijze door in gemoedstoestanden waarvoor we ontoereikende woorden gebruiken als weemoed en verlangen, verwachting en teleurstelling, besluiteloosheid en onzekerheid. Ze durft over gevoelens te schrijven, zonder sentimenteel te worden, met de ratio nooit veraf. Want schrijven is een vorm van nadenken voor haar, een poging duidelijkheid te krijgen, onder andere over haar eigen verleden. Al is er in de bundels die Miriam Van hee publiceerde geen sprake van een radicale ontwikkeling in stijl en thematiek, toch zijn de ontreddering, de angst en de onrust wat beteugeld, lijkt er soms ruimte voor een (tijdelijke) verzoening met de werkelijkheid en is de taal van de dichter affirmatiever en bedachtzamer geworden. |
JOHAN PARMENTIER
Studeerde beeldhouwkunst aan het Sint-Lucasinstituut te Gent. Tot 2009 leraar Kunstsecundair Sint-Lucas Gent. Woont en werkt te Huise. Werken van hem bevinden zich in de verzameling van de Vlaamse Gemeenschap, in het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst te Oostende, het Stedelijk Museum Oud-Hospitaal te Aalst en in talrijke privé-verzamelingen. Staatsopdracht door de Regie der Gebouwen in februari 1991. Monumentale sculptuur bij de uitbreiding van het Financieel Centrum te Kortrijk, in brons gegoten en opgesteld in juni 1994. Opdracht voor een monumentale sculptuur in graniet voor het psychiatrisch ziekenhuis Heilig Hart te Ieper in 2004. Het Nederlandse woord voor een kunstenaar die driedimensionale beelden maakt, suggereert gezwoeg met hakgereedschap in harde materie. Daardoor lijkt de term ‘beeldhouwer’ steeds anachronistischer te worden. Want welke kunstenaar houwt nu nog beelden? En toch bestaan ze nog: actuele kunstenaars die gehecht blijven aan de steen als materie. In Vlaanderen is Johan Parmentier(1952) een van de interessantere kunstenaars op dit gebied. Parmentier is geen steenkapper in de strikte zin van het woord. Zijn nonfiguratieve, rudimentaire sculpturen ademen tijdloosheid. Vaak bestaan de basale composities uit verschillende bij elkaar geplaatste elementen. Parmentiers interesse gaat uit naar stenen die je kunt beleven door ze met de ogen af te tasten. De kunstenaar staat in een nederige relatie tot de ruwe materie van de steen. In zijn recente werk wil hij steeds minder de materie bedwingen. Hij beoogt vooral de inherente taal van de steen te versterken: ‘De taal die de materie spreekt, moet mijn taal worden. Ik probeer in het werk te verdwijnen door me open te stellen voor de eigenheid en de natuurlijkheid van de steen. Ik respecteer die eigenheid zoveel als mogelijk.’ Voor Johan Parmentier begint het werk niet als een steen in zijn atelier wordt geleverd. Eerst verkent hij de steengroeve waar hij zijn materiaal zal uitkiezen. Vervolgens kiest hij de stukken waarmee hij in zijn atelier aan de slag wil gaan. Meestal moet de steen eerst nog in handelbare proporties worden gekliefd. Waarom hij een bepaald brokstuk kiest, kan de kunstenaar niet zo goed verklaren. Volgens hem heeft het te maken met ‘de lichamelijkheid, de sensualiteit van de huid, de ritmische structuren en de monumentaliteit van de steen.’ Behalve van de eigen karakteristieken van de steen, hangt de bewerking in het atelier ook af van het autonome studiewerk dat de kunstenaar op geregelde tijdstippen verricht. Parmentier tekent immers intensief, soms weken na elkaar: observaties uit zijn omgeving of van de rotskusten in Noord-Frankrijk. ‘Vormen, contourlijnen en kleurgradaties die me treffen, leg ik vast in potlood, houtskool en olieverf’, aldus de kunstenaar. ‘De structuren en verhoudingen die bij dat tekenwerk naar boven komen, bezinken in mijn geheugen. Ze wellen weer op als ik de stenen uitkies en ze in mijn atelier bewerk.’ Naar eigen zeggen zoekt Parmentier naar een louter plastische taal die de relatie tijd/materie overbrugt. ‘Binnen structuren die een zekere eenvoud oproepen probeer ik, paradoxaal genoeg, de volheid, chaos en complexiteit van het leven te vatten.’ (Eric Bracke) |
© Copyright dederdeoever