Dichtbundel 2008 - "Het atelier van het landschap" van Roland Jooris.
|
Met landschapsdichter ROLAND JOORIS
en beeldend kunstenaar RAPHAEL BUEDTS.
en beeldend kunstenaar RAPHAEL BUEDTS.
ROLAND JOORIS
De vroegste poëzie van Roland Jooris (1936) is wel eens geassocieerd met observatiekunst. De dichter schreef in de jaren zestig en zeventig ‘kijkpoëzie’. In bundels als Een konsumptief landschap (1969), Laarne (1971) en Het museum van de zomer (1974) presenteert Jooris strak gecomponeerde, meestal verticaal gestroomlijnde en woordgeconcentreerde teksten die zich aandienen als geïntensiveerde vormen van kijken en registreren. Jooris is, zo blijkt uit motto’s maar ook uit de keuze voor picturaal werk van Raoul de Keyser en Roger Raveel van meet af aan gefascineerd door architectuur, muziek, fotografie en schilderkunst. In de loop van de jaren zeventig en eigenlijk al voor de publicatie van de bloemlezing Gedichten 1958-78 (1978, Jan Campertprijs), verschuift de focus van deze ‘kijkpoëzie’ almaar nadrukkelijker naar ‘poëzie met een visie’. Jooris’ poëzie wordt vanaf dat moment zo mogelijk nog woordkariger en veeleer contemplatief-filosofisch van inslag. Vanaf de bundel Gekras (2001, Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie) verschijnen de gedichten van Jooris in het fonds van de Amsterdamse uitgeverij Querido. Samen met Als het dichtklapt (2006, nominatie voor de VSB-prijs) en De contouren van het verstrijken (2008) zijn van hem intussen drie bundels in Nederland uitgegeven. In die laatste bundel spreekt de dichter over een nakend verdwijnen en het daarbij horende wachten en gemis. De onvolmaaktheid van het bestaan geeft aanleiding tot een nauwkeurig wikken en wegen van woorden en regels. Jooris polijst zijn gedichten tot ze strak zitten, al het overbodige moet weg. Het essentiële blijft over: de glasheldere schemer aan het eind van een leven. Behalve poëzie publiceerde Roland Jooris vooral over moderne beeldende kunst. Als woordvoerder van de Nieuwe Visie-beweging, met kunstenaars als Roger Raveel, Raoul de Keyser en Etienne Elias, schreef hij teksten voor catalogi en essays voor literaire tijdschriften. Tot april 2005 was hij conservator van het Roger Raveelmuseum in Machelen-aan-de-Leie. |
RAPHAEL BUEDTS
Om officieel erkend te worden moeten kunstenaars kunnen bewijzen dat hun werk wordt tentoongesteld in instellingen die worden gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Daardoor ontstaan behoorlijke lacunes en worden kunstenaars die het officiële circuit mijden de vergetelheid ingeduwd. Zo iemand is Raphaël Buedts (1946), die tot na zijn deelname aan Chambres d’Amis (1986) in Gent gerespecteerd werd, maar vervolgens door conflicten met curatoren in de hoek werd geduwd. Buedts is nochtans een steengoede kunstenaar, dat bewees hij in vele tentoonstellingen. Hij tekent en maakt sculpturen die losstaan van de hedendaagse modes en haaks staan op het gebruik van technologie en nieuwe media. Hij tekent met potlood en krijt en hoogt zijn abstracte, sierlijke lijnenspel op mat aardse vegen acrylverf. Zijn sculpturen zijn klein en menselijk. Op gebeeldhouwde eik, kerselaar en beuk brengt hij met potlood patronen aan. Soms doen de sculpturen denken aan een kruising van een lezenaar en een schildersezel. Zijn deelname aan Landschapsdichter 2008 was een verademing en illustreerde eens te meer dat de concentratie in een beeld niet afhangt van grootte en volume. Het citaat van dichter een geestesgenoot Roland Jooris blijft gelden: ‘Het is geen kunst, zegt Raf Buedts, het is maar wat rommel, wat brandhout, het is niets. Zo gaat dat: echte kunst weigert kunst te zijn. In haar negatie zit haar bevestiging. Raphaël Buedts overleed, enkele maanden na zijn deelname aan Landschapsdichter 2008. |
© Copyright dederdeoever